Het schilderij van Jan Steen (1626-1679) werd in de negentiende eeuw in twee stukken gesneden, waarschijnlijk nadat het kunstwerk door brand beschadigd was geraakt. De twee helften vonden elk hun eigen weg in de kunsthandel en lange tijd wist niemand meer dat ze bij elkaar hoorden. Het rechterdeel, met de engel Rafael, werd in 1907 gekocht door kunstenaar en verzamelaar Abraham Bredius. Het grotere linkerdeel, met het bruidspaar Tobias en Sara, belandde in de voorraad van Jacques Goudstikker. Na de oorlog kwam het in bezit van de Rijksdienst Beeldende Kunst, die het in langdurige bruikleen gaf aan het Centraal Museum in Utrecht.
Pas in 1996 werden de stukken doek, na een restauratie van ruim een half jaar, herenigd. Het deel dat eigendom was van de staat kreeg Museum Bredius in bruikleen. Een ontbrekend deel uit de rechterbovenhoek werd gereconstrueerd, zodat weer een rechthoekig schilderij ontstond. Sindsdien vormt de Jan Steen het pronkstuk van Museum Bredius. Als het museum had geweten dat de helft van het schilderij werd geclaimd, was nooit met de restauratie begonnen, zo zegt een woordvoerder.
Staatssecretaris Van der Laan (Cultuur, D66) maakte gisteren bekend dat Nederland 202 schilderijen zal teruggeven aan de erven van Goudstikker, die in 1940 het land ontvluchtte. Beheerder Jeroen Bakker van het Bredius hoopt dat de gemeente Den Haag, eigenaar van de collectie, een regeling treft met de erfgenamen. “Het mooiste zou zijn als we het in bruikleen krijgen. Ik kan me ook voorstellen dat we het delen: een half jaar bij ons en een half jaar bij hen.“ Den Haag zal de zaak bespreken met Van der Laan.